Het was uit grote sociale bewogenheid dat Z.K.H. Prins Albert zich het lot van de kinderen uit de vissersfamilies aantrok. De vissers waren destijds de armste en meest verwaarloosde sociale klasse. De Prins wilde hun onderwijs en vorming verbeteren door ondermeer de weeskinderen uit de zeevisserij al jong op te vangen en hen een geavanceerde vorm van beroepsonderwijs te geven.
Vandaar dat onder zijn impuls op 6 juli 1906 op het stadhuis te Oostende het Koninklijk Werk IBIS (Oeuvre Royale des pupilles de la pêche - Kwekelingenschool der visserij) gesticht werd. Opgericht buiten alle politieke en filosofische gezindheid om, beoogde het Werk tegemoet te komen aan een sociale en economische noodzaak.
Memorandum van Prins Albert over het ontstaan en de eerste werkingsjaren van IBIS
In Southampton werd een driemaster aangekocht die onder de naam “IBIS” gemeerd werd in het kanaal Oostende-Brugge. Dit vastliggende vaartuig werd tot 1924 voor het verblijf en de opleiding van de leerlingen gebruikt. Tot de sloop in 1937 was het een uniek didactisch instrument.
IBIS I - Commandant Bultinck
Prins Karel en Prins Leopold in IBIS-uniform (1909)
Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, had IBIS reeds 274 kinderen van zeelieden aangenomen, opgeleid en geplaatst.
Op 13 oktober 1914 werden de personeelsleden van de instelling en 20 kinderen ingescheept aan boord van de stoomtreilers IBIS V - O.75 en IBIS VI - O.76 die de steven richtten naar Milfordhaven in Groot-Brittannië. Gedurende de hele oorlog was Milfordhaven het toevluchtsoord van IBIS. Nadat de directeur zich had verzekerd dat de terugreis veilig kon verlopen, vertrok op 16 juli 1919 de IBIS-gemeenschap terug naar Oostende.
IBIS V (0.75)
Op 8 september 1919 begonnen de lessen zoals voor de oorlog. Er waren 24 leerlingen.
Om aan de nieuwe maatschappelijke noden in de naoorlogse periode tegemoet te komen, werd door Z.M. Koning Albert I beslist om naast wezen ook kinderen uit gezinnen met sociale problemen op te nemen.
Voor het vervullen van zijn taak moest het Koninklijk Werk IBIS de nodige financiële middelen bij elkaar brengen. Bij de stichting gebeurde dit via allerlei initiatieven en bijdragen van milde schenkers. Vanaf 1908 probeerde men via de uitbating van eigen vissersvaartuigen het Werk te financieren. Vanaf 1952 kon er echter gerekend worden op de subsidiëring vanwege de Overheid.
De IBIS-vloot :
- IBIS I - HMS Albacore - Commandant Bultinck : aangekocht in 1906 voor de huisvesting en de opleiding van de leerlingen. Werd in 1926 omgedoopt tot “Commandant Bultinck” als huldebetoon aan Alphonse Bultinck, gedelegeerd bestuurder en uitvoerder van de wens van Prins Albert tot het oprichten van IBIS. Gesloopt in 1937.
- IBIS II - La Crevette (1906-1918) : in december 1906 geschonken door Baron Louis de Hemptinne. Gebruikt voor korte oefeningen in de territoriale wateren. Meegesleept naar Engeland in 1914. Na de oorlog gesloopt.
- IBIS III - O.73 (1907-1919) : gebouwd door de gereputeerde scheepsarchitect Linton Hope uit Londen. Modern vaartuig voor zijn tijd. In de Eerste Wereldoorlog werd IBIS III omgebouwd tot vastliggend schip in Milford Haven. Na het verblijf gesloopt.
- IBIS IV - O.74 (1907-1911) : te Kopenhagen aangekocht voor rekening van Prins Albert. Was type gemengde sloep (zeil en motor). In 1911 door brand vernield.
- IBIS V - O.75 (1908-1923) : met zijn 39 meter de grootste varende eenheid van de IBIS-vloot. In 1923 verkocht aan Spanje.
- IBIS VI - O.76 (1908-1924) : stalen schoolschip-treiler. In 1924 verkocht aan Zweden.
Het schip werd als “proefproject” gebruikt en onderging tal van wijzigingen die door reders en scheepsbouwers met veel interesse werd gevolgd. Het kan als prototype beschouwd worden van de belangrijke overgang van zeilschepen naar schepen met motor. Het was namelijk eerst een zeilschip met hulpmotor en werd in augustus 1927 omgebouwd tot motorschip met hulpzeilen.
Op 19 mei 1940 verliet het schip Oostende richting Engeland waar het door de Britse Admiraliteit werd opgevorderd. Na de oorlog terug in dienst als opleidingsschip werd het in 1947 verkocht.
IBIS VI (O.76)
- IBIS VII - O.77 (1914-1915) : eigendom van Rederij Vandewalle-Bauwens. Werd van 1910 tot 1914 gebruikt voor de visvangst. Verging in augustus 1915 op het Tanganikameer in Kongo.
-
IBIS VIII - O.178 (1925-1947).
-
IBIS IX - O.179 (1936-1952). De parel aan de kroon van de IBIS-vloot, de IBIS IX, was qua concept zeer vooruitstrevend en “modern”. Het was volledig van Belgische makelij. De voorsteven, de zgn. “Maiersteven” was de eerste toepassing in België. De radiokamer was uitgerust met een TSF-post en een radiotelefoniepost van 100 Watt. Er was een goniometer met directe aflezing en een ultrasonore dieptemeter aan boord. De inrichting van het schip was voor die tijd uitzonderlijk comfortabel. Er waren acht slaapsteden voorzien voor de leerlingen met lavabo’s met stromend water, centrale verwarming en elektrische verlichting. Elke leerling had zijn eigen kast. Voor het personeel was er logies met zes slaapkooien en twee afzonderlijke kajuiten, één voor de stuurman en één voor de motorist. De kapitein-schipper had een eigen verblijfshut in de bovenbouw achter de brug. Zijn hut diende ook als kaarten- en radiokamer.Begin van de jaren 1950 was er crisis in de visserij en werd de uitbating van het schoolschip deficitair. In september 1951 deed IBIS IX zijn laatste reis. Op 8 november 1952 werd O.179 geschrapt uit de officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen. Het vaartuig werd verkocht aan de “Société chantiers navals de Normandie - Lemaistre Frères - Quai de Verdun - Fécamps.
IBIS IX (O.179)
In 1924 konden de leerlingen hun intrek nemen in de nieuw opgetrokken gebouwen aan de Prinses Elisabethlaan te Bredene, het huidig schoolgebouw.
IBIS aan wal (1924).